De Profeet ﷺ zei: “Als iemand van jullie de mensen in het gebed leidt laat hem het dan inkorten, want onder hen (de mensen) zijn er zwakken, zieken en ouderen. En als iemand van jullie alleen bidt laat hem het dan verlengen zolang hij wil.” Sahieh Al-Bukhaari 703
De Profeet ﷺ zei: “Als je naar bed gaat verricht dan wudu net zoals de wudu voor jouw gebed.”Sahieh Al-Bukhaari 247
De Profeet ﷺ zei: “Degene die het ‘Asr gebed (opzettelijk) mist, dan is het alsof hij zijn familie en bezittingen is verloren.” Sahieh Al-Bukhaari 552
Abu Hurayrah رضي الله عنه zei: “De Profeet ﷺ zou tijdens het Fajr gebed op vrijdag ‘alif, laam, miem, tanziel..” (As-Sajdah) en ‘Hal ataa ‘alaa al-insaan..’ (Al-Insaan) reciteren.” Sahieh Al-Bukhaari 891
De Profeet ﷺ zei: “Wanneer iemand van jullie gaat slapen legt de shaytaan drie knopen op zijn achterhoofd en hij slaat op iedere knoop en zegt: “De nacht is lang, dus blijf slapen”. Wanneer iemand wakker wordt en Allah gedenkt, dan gaat er een knoop los. Als hij wudu verricht,…
De Profeet ﷺ zei: “Ik sta soms in het gebed met de intentie om het lang te maken. Ik hoor dan het gehuil van een kind en verkort mijn gebed omdat ik er niet van hou om het moeilijk te maken voor zijn moeder.” Sahieh Al-Bukhaari 707
De Profeet ﷺ zei: “Zolang de dienaar zich in de moskee bevindt en wacht op het gebed, bevindt hij zich (in beloning) in het gebed, zolang zijn wudu niet verbreekt.” Sahieh Al-Bukhaari 176
De Profeet ﷺ zei: “Als iemand naar het toilet gaat, laat hem dan zijn geslachtsdeel niet aanraken met zijn rechterhand en zich niet reinigen met de rechterhand.” Sahieh Al-Bukhaari 153
De Profeet ﷺ zei: “Allah ontneemt jullie de kennis niet nadat hij het jullie gaf, maat het verdwijnt door de dood van de geleerden samen met hun kennis. Daarna zullen er onwetende mensen achterblijven die gevraagd zullen worden en verdikten zullen geven volgens hun mening waardoor ze dwalen en zullen…
De Profeet ﷺ zei: “Allah vergeeft mijn gemeenschap de (slechte daden) die de ziel influistert of in hem opkomen zolang dat zij er niet naar handelen of het uitspreken.” Sahieh Al-Bukhaari 6664